Locatie: | Kade 21 (2), 4703 GA Roosendaal | CBS Typering: | Kerkelijk gebouw, kloostertuin | Bouwjaar: | 1874 | Bouwjaar: | 1874 1907: verbouwing 1963: restauratie |
Architect: | Th. Asseler 1907: A. de Bruijn 1963: Jac. Hurks |
Soort monument: | Rijksmonument | Monumentnummer: | 526035 | Geplaatst d.d.: | 15-04-2002 | Kadastrale aanduiding: | Roosendaal, Sectie D, Nr 4979 |
Beschrijving
Inleiding
De tuin achter het redemptoristenklooster is aangelegd sedert de stichting van het klooster in 1868 en bestaat uit utilitaire, devotionele en recreatieve onderdelen.Omschrijving
De tuin bestaat uit een globaal L-vormig, grotendeels ommuurd terrein achter het klooster. De muren zijn opgetrokken in baksteen en voorzien van steunberen en ezelsruggen. Ter hoogte van de Molenbeek, die de zuidelijke begrenzing van het terrein vormt, is de muur gedeeltelijk incompleet. Achter het klooster bevindt zich een relatief open gedeelte met (op de binnenplaats) een Mariabeeld en meer naar achteren, aan het gazon, een calvarieberg tegen een achtergrond van bomen. Direct achter de kerk bevindt zich de voormalige moestuin met een gemetselde koude bak en een kas. Het belangrijkste gedeelte van de tuin wordt gevormd door de oostelijke zone die bestaat uit bosschages met onder andere bruine beuken (noordoostelijke hoek) en kastanjes (zuidoostelijke hoek) waardoor een slingerend pad loopt. Globaal in het centrum bevindt zich een slingerende vijver waarbij onder andere wilg, cypres en ceder. Vlak daarbij een verhoging waarop ooit een prieel stond ter verpozing van de kloosterlingen.Waardering
De tuin van het redemptoristenklooster is van algemeen belang vanwege: - de voor kloosters typerende aanleg bestaande uit componenten voor devotie (beeld, calvarie), economie (moestuin met kas en koude bak) en recreatie (wandeling tussen bosschages en vijver, verhoging ten behoeve van (verdwenen) prieel); - de ommuring van het geheel; - de landschappelijke aanleg, slingerend vijver- en padenbeloop en een afwisseling van relatief gewone bomen met bijzondere exemplaren (cypres, ceder, bruine beuk); - de functionele, visuele en historische samenhang met het klooster en met de Molenbeek; - de zeldzaamheid van kloostertuinen waar nog alle componenten aanwezig zijn.